Ooggetuigenverslag van Johan Middelbeek. Hij was de eerste nacht van de wacht bij de brug samen met Herman van Apeldoorn. Hij was er de tweede nacht gelukkig niet bij…
”Van Herman hoorde ik in de nacht van 11-12 april dat hij evenals ik, de opdracht had een deel van de commando’s als gids naar een nog nader aan te wijzen brug over het kanaal Apeldoorn-Hattem te brengen, noordelijker gelegen dan waar ik met mijn mannen naar toe moest.
De commando eenheden (party’s) zouden zwaar bewapend zijn en beschikken over jeeps, pantserafweer, brenguns, bazoeka’s enz. Wij beiden mochten geen wapens dragen. Men ging er kennelijk vanuit, dat wanneer wij bij een eventueel treffen met de vijand in diens handen zouden vallen, dan wel gespaard zouden blijven voor een executie. Een volstrekt onzinnig uitgangspunt.
Herman en ik beseften vanaf het begin dat wij ons beschikbaar hadden gesteld voor iets wat de Duitsers een “Himmelfahrt Commando” noemden. In geval van een gevecht met Duitse troepen konden de geallieerde soldaten worden gewond, sneuvelen, of gevangen worden genomen. Maar met óns zouden ze zeker geen pardon hebben.
Het viel mij op hoe flink en vastberaden Herman was. Hij was jonger dan ik, maar raakte geen moment in paniek, ook niet toen er vuurcontact kwam tussen mensen van ons en de vijand.
De nacht was al zover gevorderd dat we de vliegtuigen hoorden. Maar het was ons verboden de droppingslichten en het seinlicht te ontsteken. De vliegtuigen bleven geruime tijd rondcirkelen, zoekend naar contact met de grondploeg, maar vertrokken toen weer terug naar Engeland.
We moesten weer terug naar huis zien te komen.Herman wilde terug naar de boswachterswoning op de “Hoge Duvel”om zijn fiets op te halen. We hebben hem daarvan afgehouden, omdat ik verwachtte dat de Duitsers deze post inmiddels reeds hadden bezet en daar een groot aantal fietsen zouden hebben aangetroffen. Zij zouden dit zeker in verband brengen met de dropping. Het wemelde op de grindwegen in het Kroondomein van losse groepen Duitsers en van Duitse colonnes. Het geknars van de wielen over het grind konden we duidelijk horen.
Ik kende de bossen erg goed. Ik kon daarom Herman verzekeren dat de vijand ons niet zou vinden als wij ons niet zouden bewegen en plat tussen de dekking van de takken op de grond zouden blijven liggen.
We brachten de rest van de nacht door met onbeweeglijk op de grond in het bos te liggen. Het ging regenen. Drijfnat waagden we vroeg in de ochtendschemering de voettocht naar Apeldoorn. We moesten door het achterpark van Paleis het Loo, dat door de Duitsers was bezet. Tot acht uur was het “Sperrzeit”. Had men ons gezien voor acht uur in deze gebieden, dan zouden we op staande voet zijn neergeschoten.
Doordat wij erg voorzichtig te werk gingen, lukte het om ongeveer 8.30 uur een buitenwijk van Apeldoorn te bereiken. Het zich bevinden in bewoond gebied was natuurlijk minder gevaarlijk dan zonder verklaarbare reden te worden aangetroffen in verboden bossen.
We liepen een beetje onbezorgd door de Vondellaan in de wijk Berg en Bos, en werden totaal onverwacht staande gehouden door een Duitse soldaat die met een schietklaar pistool uit de bosjes tevoorschijn sprong.
“Mit, English-Amerikanischen Fliegernachsuch, Befehl vom Chef.”
We werden gearresteerd en in een villa geleid waar we door een officier werden ondervraagd.Het was op dat moment mooi zonnig weer en wij waren nog kletsnat. Wanneer de man wat dieper had nagedacht, was hem duidelijk geworden dat we de nacht in de bossen hadden doorgebracht toen het regende. Wij moesten dus wel betrokken zijn bij de dropping waarvan hij al van op de hoogte was.
Een griezelige situatie, maar Herman gedroeg zich zo ontspannen en rustig dat de officier geen argwaan kreeg. Hij toonde zijn persoonsbewijs en gaf een goede verklaring voor zijn aanwezigheid in de Vondellaan, waarbij ik mij aansloot. Toch werden we gevangen gehouden, ook omdat ik mijn persoonsbewijs niet bij me had.
Gelukkig kwam men niet op het idee dat onze natte kleding een bewijs was dat wij die nacht in actie waren geweest. Na enige uren mocht Herman gaan. Ik stond er slechter voor en zal nooit Hermans woorden vergeten : Ja, ik darf gehen aber ich warte lieber auf mein Freund, der darf bestimmt doch auch bald nach Hause”
En inderdaad, na ongeveer een uur mocht ik met Herman mee, wat ik aan zijn flinke houding te danken had.
We gingen verder te voet naar het huis van mijn ouders, Deventerstraat 2 Apeldoorn. Er was weinig meer te eten, maar we hebben toch nog wat gevonden. Herman ging niet in op mijn voorstel om tenminste één nacht bij ons thuis door te brengen om wat uit te rusten.
Hij hield vol dat het zijn plicht was om zich weer direct bij zijn groep in Epe te melden. Met een geleende fiets is hij nog dezelfde morgen vertrokken.
Kort na de bevrijding hoorde ik dat hij de volgende dag bij de Klementbrug door de vijand was neergeschoten.
Onder alle oorlogservaringen, het verlies van een groot deel van mijn kameraden heeft dit bericht op mij enorme indruk gemaakt. Dat een zo flinke kameraad zó kort voor de bevrijding zo zijn levenseinde moest vinden!’’
Johan Middelbeek
15 juli 1995